Wil je meer weten over vogels in de wijk, dan moet je bij wijkgenoot Piet van Iersel zijn. Op een druilerige avond in oktober spreek ik Piet in zijn woonkamer waar zijn passie zichtbaar wordt bevestigd. Prachtige foto’s van vogels aan de muur, een flinke verrekijker die klaarligt bij het raam en magazines over vogels op de kast. Dat belooft wat!
Weet waar je moet kijken
Terwijl de merel, houtduif en koolmees in de top 10 meest getelde vogels staan van de Tuinvogeltelling ben ik vooral benieuwd naar de minder bekende soorten in onze wijk. Wat kunnen we zien als we weten waar we naar moeten kijken?
“Om te beginnen,” zegt Piet, “probeer maar eens een nest van een gierzwaluw te vinden!” Hij weet ze wel te zitten, bij het dak van zijn overburen, maar “gierzwaluwnesten vinden is niet zo makkelijk: ze vliegen met maar liefst 60 kilometer per uur het nest in!”
Een meer opvallende verschijning is de grote bonte specht: zwart, wit en rood. Deze vogel, die graag een gaatje tikt in de stam van een boom, houdt van de eiken die aan de Heusdenhoutseweg een mooie laan vormen. Ze doen het niet snel, maar ze komen ook weleens een gewone stadstuin in, als daar bijvoorbeeld een pindaketting hangt.
Op het menu
Nog zo’n opvallende, maar nog lastiger te spotten verschijning is de prachtige ijsvogel. Deze is felblauw en vangt graag visjes. Ze leven dus in de buurt van water. Piet zag ze al eens bij de Molenlei. Ook de sperwer, een roofvogel, is geen alledaagse voorbijganger. Die leeft vooral in het buitengebied, maar hij houdt wel van een zangvogeltje op zijn menu. Daardoor kun je hem zo nu en dan zien in een tuin waar deze kleine vogels vaak komen.
(T)Huismus
Mussen staan erom bekend graag de stad te bezoeken en te nestelen. Piet vertelt over zijn bijzondere observatie aan de Wolvenring. “Sinds de dakrenovatie van de rijtjeswoningen liggen er speciale dakpannen op de daken met een invlieggat. Deze speciale dakpan is bedoeld voor huismussen. Generatie op generatie woont op dezelfde plek, het liefst onder een dakpan. Ze verhuizen dus niet graag.” Dat feitje heeft Piet aan de Wolvenring in de praktijk gezien: de mussen daar leven liever in de nog oude, niet gerenoveerde daken dan in de nieuwe daken met speciaal voor hen weggelegde dakpannen. Wat een eigenwijze vogels!
In de boom
“Maar,” zegt Piet, “vergeet ook de uilen niet!” De ransuil is waargenomen in onze wijk (volgens waarnemingen.nl) en je zou zelfs een bosuil kunnen tegenkomen op plekken met meerdere grote bomen. Een kerkuil of steenuil is wat lastiger. Echt dikke bomen, zoals op oude boomgaarden, of open schuren zijn er hier in de omgeving te weinig.
Ons gesprek had nog veel langer kunnen duren, want met 350 vogelsoorten in Nederland raak je niet snel uitgepraat! Wil je zelf graag meer vogels zien? Enkele tips van Piet:
- Een (buurt-)tuin met inheemse planten en bessendragende struiken zoals een liguster en meidoorn is aantrekkelijk voor veel vogels.
- De beste tijd om vogels te spotten is het voorjaar, wanneer de vogels weer gaan zingen, nestelen en jongen grootbrengen en dus ook op zoek gaan naar meer eten.
Foto's: ga met uw cursor/muis op de afbeelding staan om het bijschrift te lezen.
Editie 122 - dec 2025 - geschreven door: Karin Vermeulen - van de Wiel